Uitgaan & Cultuur
Gerda uit Reeuwwijk vertelt over tragische familiegeschiedenis op Landgoed Oude Brunninckhuis
HEZINGEN - Van een verhaal komt een verhaal. Dat bleek vorige maand op Landgoed Oude Brunninckhuis in Hezingen. Eigenaresse Annette Brunninkhuis ontving er daags na kerst twee bijzondere gasten. Gerda Dorgelo (82) kwam samen met haar partner Cok Vermij vanuit Reeuwwijk, bij Gouda, om er te vertellen over haar familiegeschiedenis die zich een tijdje afspeelde op en rond het landgoed. Daar waar oma Gerritdina Kamphuis ziek werd en opa Antonius boven de waterput op zijn midwinterhoorn blies om de huisarts te bereiken.
Op internet zocht Gerda Dorgelo naar het geboortehuis van haar voorouders. Ze kwam terecht op de site van Landgoed Oude Brunnicnkhuis en leest er over de Goudvondst-expositie. Op de bonnefooi rijden zij en Cok naar Hezingen, voor de expo en om er een kijkje te nemen in de familiegeschiedenis. “Mijn moeder had het geregeld over ‘Oald Brunninkhoes’. Dan zeiden we ‘heb je haar weer met haar Oald Brunninkhoes… Wisten wij veel waar ze het over had. Nu weet ik het wel. Ik vond het heel bijzonder om hier te zijn”, aldus Gerda Dorgelo.
Midwinterhoorn als telefoon
Eenmaal op Landgoed Oude Brunninckhuis, vraagt Gerda gelijk naar de waterput. Wanneer haar die gewezen wordt door Annette Brunninkhuis begint ze te vertellen. Op uitnodiging van Annette komt ze daags na kerst nog een keer om uitgebreid haar verhaal te doen. Gerda legt uit dat haar opa en oma, Antonius en Gerritdina Kamphuis er na hun huwelijk in 1910 tien jaar woonden in de boerderij op het landgoed. “Ineens werd oma heel erg ziek”, verhaalt Gerda vanuit de overlevering. “Opa was enorm bezorgd en wilde dat de dokter uit Ootmarsum langs kwam om haar te onderzoeken.”
Maar we spreken over de periode tussen 1910 en 1920. Telefoon was er nog niet. Dus deed opa Antonius wat in die tijd gebruikelijk was. Hij gebruikte de midwinterhoorn als communicatiemiddel. Gerda: “Boven de waterput blies hij de traditionele klanken richting de buurman die verderop woonde. Die blies op zijn beurt naar de volgende buurman. Dit tafereel herhaalde zich totdat de laatste boer zijn zoon naar de huisarts stuurde. Na zo’n anderhalf uur kwam de dokter in een koets voor.”
Meer dan de Oale Roop
De historische memoires verrasten Annette. “Als amateur midwinterhoornblazer ken ik uiteraard de geschiedenis van de Oale Roop in Adventstijd”, zegt ze. “Van de midwinterhoorn als voorloper van de telefoon had ik nooit eerder gehoord.” Annette vroeg het na bij Hans Kamphuis van de Midwinterhoornblazers uit Ootmarsum. Bovendien dienden zich steeds meer vragen aan. Zoals: hoe wist de huisarts dat hij en niet de pastoor moest komen. Hoe kon hij weten dat hij bij de familie Kamphuis moest zijn? Vormden specifieke klanken wellicht een soort van codetaal? Die vragen kan ook Hans Kamphuis niet beantwoorden. “Het lijkt me niet”, laat hij voorzichtig weten. “Uit een midwinterhoorn komt een beperkt aantal of soort klanken. Wat ik wel weet is dat toentertijd niet boven de waterput werd geblazen voor een groter bereik. De hoorns hingen boven de put zodat het hout kon uitzetten. Dat was nodig omdat de rieten bies tussen de naden dicht moest blijven. Tegenwoordig worden de delen gelijmd en is de waterput daar niet meer voor nodig.”
Gestorven aan liefdesverdriet
Gerda vervolgt: “In 1920 verhuizen mijn grootouders met hun kinderen naar de boerderij van Dijkhuis (Oldenkamp) aan de Goudkampsweg in Oud-Ootmarsum. Het schijnt dat oma Kamphuis ernstig ziek is. Ze heeft TBC. Ondanks regelmatig bezoek van de huisarts overlijdt oma Kamphuis, slechts 49 jaar, op 15 maart 1926.” Antonius blijft achter met vijf kinderen maar kan de dood van zijn vrouw niet aan. “Opa heeft zoveel (liefdes)verdriet dat hij zelf ook niet meer verder wil leven”, laat Gerda weten. “Hij bedenkt een plan om ernstig ziek te worden en eveneens te kunnen sterven. Doelbewust gaat hij met zijn blote voeten in rivier de Dinkel staan, op een paar honderd meter afstand van zijn huis ,met als doel om ernstige kou te vatten. Tragisch genoeg slaagt zijn plan. Antonius krijgt pleuritus: een fikse longontsteking. Niemand mocht voor hem de dokter bellen. In die tijd was er overigens ook nog geen penicilline. Een maand na zijn vrouw op 15 april 1926 overlijdt hij op 55-jarige leeftijd.”
‘Twente trekt me altijd, deze plek in het bijzonder’
Opa Kamphuis laat vijf kinderen achter die op dat moment wees zijn. De kinderen worden verdeeld
over verschillende adressen, diverse families. Na het overlijden van beide ouders werden de kinderen elders ondergebracht. De moeder van Gerda Dorgelo, Annie Kamphuis, wordt ondergebracht bij de familie Kokkelink in Klein Agelo. Hier was opa Kamphuis vroeger dienstbode en knecht geweest. Als 10-jarig meisje werd ze opgenomen in het gezin. Ze ‘diende er de familie maar prettig vond ze dit niet. Gelukkig had ze een fijne schoolvriendin die door iedereen ‘Dikke Bertha’ werd genoemd. Haar ouders hadden een pension aan de Oldenzaalsestraat in Ootmarsum. Annie Kamphuis kwam er veel over de vloer. Hier ontmoet ze rond haar 17e jaar een gezin uit Bloemendaal met twee kinderen. Als kindermeisje gaat ze mee naar Bloemendaal (bij Haarlem). De eerste tijd heeft ze veel heimwee naar Twente. Later trouwt ze er. Aan haar dochter Gerda vertelt ze de verdrietige familiehistorie. “Een paar maanden na ons eerste bezoek ben ik met mijn eigen dochter teruggegaan naar Hezingen. Omdat we een kerstarrangement hadden geboekt in Twente, namen we de uitnodiging van Annette aan. Het altijd fijn om hier te zijn. Al ben ik in Gouda geboren, Twente trekt me altijd. En deze plek in het bijzonder.”